Tijdens een reflectie op het recente staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Máxima aan Suriname benadrukt professor Jack Mencke dat dit historische moment vooral een uitnodiging is voor Suriname om zichzelf opnieuw te positioneren. Volgens hem ligt de sleutel tot duurzame verzoening niet in financiële toezeggingen vanuit Nederland, maar in de manier waarop Suriname zichzelf ontwikkelt.
Mencke noemt de toespraken van de koning “uitstekend voorbereid” en “oprecht”, maar waarschuwt dat emotionele erkenning slechts één onderdeel is van een bredere relatie. “De koning heeft het werkelijk magistraal gedaan,” zegt hij. “Maar uiteindelijk ligt de bal bij Suriname. Te vaak gedragen onze leiders zich afhankelijk, bijna kruiperig. Zo kom je in de wereld van vandaag nergens.”
De professor wijst op de parallellen met het koninklijk bezoek van 47 jaar geleden, vlak voor de onafhankelijkheid. Suriname ontving toen meer dan 3,5 miljard gulden aan ontwikkelingshulp, maar volgens Mencke was dat een constructie die Suriname weinig vooruit hielp.
“Die hulp was grotendeels gebonden,” legt hij uit. “Nederland gaf het, maar Suriname moest het via Nederlandse bedrijven weer uitgeven. Een groot deel van dat geld vloeide dus terug naar Nederland, terwijl Suriname in de problemen bleef.” Hij merkt op dat de militaire coup van 1980 niet alleen politiek gemotiveerd was, maar ook voortkwam uit een falend ontwikkelingsmodel.
Mencke ziet vergelijkbare dynamieken vandaag de dag weer opduiken, ondanks de moderne diplomatieke verpakking. “Nederland straalt warmte uit. Máxima brengt flair, de koning empathie. Maar uiteindelijk blijft het business. Ook nu worden miljoenen toegezegd mooi, maar niet bepalend voor Suriname toekomst.”
Op de vraag hoe echte verzoening eruit zou moeten zien, antwoordt Mencke dat Suriname zich opnieuw moet leren zien als een land dat volwaardig thuishoort in Zuid-Amerika. Het onderwijs- en vormingssysteem moet volgens hem fundamenteel worden hervormd.
“Suriname is een Zuid-Amerikaans land, maar ons onderwijs kijkt al decennia bijna uitsluitend naar Nederland,” zegt hij. “Je vormt geen generatie die op eigen benen staat als je je alleen spiegelt aan een Europees land. Onderwijs moet vernieuwd worden, niet alleen in gebouwen, maar in inhoud, oriëntatie en wereldbeeld.”
Hij wijst daarbij ook op de historische achterstelling van Inheemse groepen. “Zij waren de eerste bewoners en zijn door de geschiedenis heen gemarginaliseerd. Een toekomstvisie moet óók hen in het centrum zetten.”
Volgens Mencke laat een ander aspect van de relatie tussen beide landen zien dat gelijkwaardigheid nog ver te zoeken is: het visumproces. “Het is vernederend hoe lang mensen moeten wachten, wat ze betalen, en dat je je geld kwijt bent als het besluit negatief uitvalt,” zegt hij. “En dan hebben we het nog niet eens over de manier waarop Surinamers op Schiphol soms worden behandeld.”
Hij pleit voor druk vanuit Suriname op de Europese Unie, niet alleen op Nederland, om het visumbeleid voor Surinamers te versoepelen.
Voor Mencke is de kern van verzoening duidelijk: het is geen ceremonie en geen gift, maar een strategische herpositionering van Suriname zelf.
“De echte vraag na dit staatsbezoek is niet wat Nederland aanbiedt,” besluit hij. “De vraag is: hoe gaat Suriname de komende 50 en zelfs 100 jaar vormgeven? Verzoening begint pas wanneer een land rechtop gaat staan, zelfbewust en toekomstgericht. Dáár ligt het echte werk.”
