De afschaffing van de internationale slavenhandel in 1808 leidde in Suriname niet tot verlichting,
maar juist tot een toename van de interne handel in tot slaafgemaakten. Deze praktijk had een
diep destructieve invloed op hun levens, zo blijkt uit onderzoek van masterstudent Geschiedenis
Miriam Symor aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Zij verdedigde op 29 augustus
haar scriptie en behaalde daarmee de graad Master of Arts in Geschiedenis. Symor is de derde
afgestudeerde van de faculteit.
Onderzoek en bevindingen
Symors scriptie draagt de titel: “De interne handel in tot slaafgemaakten in de Nederlandse
kolonie Suriname 1808-1863. Een onderzoek naar de sociaaleconomische gevolgen voor de tot
slaafgemaakten.”
Uit haar onderzoek blijkt dat jaarlijks bijna duizend personen werden verhandeld. De koloniale
overheid stimuleerde en beschermde deze handel om de plantage-economie van arbeidskrachten
te voorzien. Van elke verkoop vloeide circa tien procent van de opbrengst naar de koloniale kas.
Ook particuliere eigenaren profiteerden economisch van dit systeem.
Archiefonderzoek toont hoe zakelijk en bruut deze handel verliep. Tot slaafgemaakten werden
vaak onder onrechtmatige omstandigheden verkocht, waarbij gezinnen en gemeenschappen uit
elkaar werden gerukt. Dit leidde tot sociale en culturele ontwrichting, dehumanisering en diepe
emotionele en psychologische schade.
Verzet binnen onmenselijke omstandigheden
Toch waren de slachtoffers niet volledig weerloos. Binnen hun beperkte mogelijkheden boden zij
verzet, bijvoorbeeld door weg te lopen of opdrachten te weigeren. Hierdoor werden verkopen
soms teruggedraaid, uitgesteld of geheel afgebroken.
Deze praktijk hield stand tot de afschaffing van de slavernij in 1863.
Begeleiding
Symors scriptie werd begeleid door Dr. Eric Jagdew (hoofdbegeleider), Dr. Martina Amoksi
(opleidingscoördinator Masteropleiding Geschiedenis) en Jerry Egger MA (medebegeleider).