Fractievoorzitter Asis Gajadien (VHP) heeft de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) opnieuw
ingediend bij De Nationale Assemblee (DNA), ditmaal als initiatiefvoorstel. Tijdens de vorige
regeerperiode werd het concept wel in commissieverband behandeld en besproken met
maatschappelijke organisaties, maar nooit geagendeerd voor openbare behandeling.
Het nieuwe voorstel bevat enkele wijzigingen, waaronder een memorie van toelichting die in de
eerdere versie ontbrak. Gajadien, destijds voorzitter van de parlementaire commissie die de wet
voorbereidde, benadrukt dat er rekening is gehouden met de feedback van maatschappelijke
groepen. “Niet alle wijzigingen zijn uitputtend meegenomen, maar dit is een aanzet om de wet
opnieuw op de agenda van het parlement te krijgen,” zegt hij in gesprek met Starnieuws.
Het eerdere concept stuitte op brede kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld. Organisaties
vonden dat de tekst niet voldeed aan de maatschappelijke verwachtingen en te veel politiek
gekleurd was. Ook het internationale Centre for Law and Democracy gaf aan dat het voorstel
onvoldoende aansloot bij de internationale standaarden voor transparantie.
Een belangrijk punt van kritiek was dat de WOB te veel gericht was op politieke bescherming.
Maatschappelijke groepen stelden daarom voor om, naar het voorbeeld van Nederland, over te
stappen op een Wet open overheid (Woo). Die legt de nadruk op een actieve informatieplicht van
de overheid, betere communicatie en een grotere verantwoordingsplicht naar de samenleving.
In de memorie van toelichting bij het aangepaste voorstel wordt benadrukt dat inmiddels meer
dan honderd landen – waaronder de buurlanden van Suriname – wetgeving hebben ingevoerd
over openbaarheid van bestuur, internationaal bekend als freedom of information legislation.
UNESCO ziet wereldwijd toe op de ontwikkeling van deze wetgeving.
De toelichting stelt verder dat burgers onder de WOB recht hebben op toegang tot publieke
informatie via een formeel verzoek. Hoewel de Surinaamse grondwet openbaarheid van bestuur
niet expliciet benoemt, kan dit volgens de toelichting worden afgeleid uit de artikelen 54 lid 2
sub h, 157 lid 3 en 158 lid 1. Daarnaast wordt verwezen naar internationale verdragen waar
Suriname partij bij is, zoals het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die dit recht wél duidelijk vastleggen.