De oprichting van het Nederlandse Herdenkingscomité Slavernijverleden begin 2024 heeft in Suriname geleid tot discussie over een mogelijke deelname aan dit orgaan. Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (NRCS), plaatst kanttekeningen bij de samenstelling van het comité, de rol van Nederland en de implicaties van Surinaamse deelname.
Formele oprichting in Nederland
De Stichting Herdenkingscomité Slavernijverleden kreeg begin dit jaar formeel gestalte, toen de statuten bij een Nederlandse notaris werden gepasseerd. Het initiatief kwam van minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, NSC), en het comité valt onder haar ministerie, dat ook zorg draagt voor de financiering.
Het comité wordt voorgezeten door Annemarie van Elburg, op voordracht van het kabinet-Rutte IV. De overige bestuursleden zijn afgevaardigden uit de Caribische rijksdelen – Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Saba, en Sint Eustatius – en het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee). Opvallend is dat Aruba en Suriname vooralsnog geen vertegenwoordiger hebben voorgedragen, al zijn hierover gesprekken gaande.
Kritiek op samenstelling en neokoloniale trekken
Zunder benadrukt dat de samenstelling van het comité tekortschiet. Er ontbreekt volgens hem inbreng van grassrootsorganisaties en jongeren uit de diaspora, juist de groepen die wereldwijd een voortrekkersrol vervullen in het debat over erkenning en herstel. Daarnaast wijst hij op het feit dat slechts één lid van het comité Nederland vertegenwoordigt, wat een vertekend beeld geeft van de verhoudingen.
Volgens Zunder roept de Nederlandse uitnodiging aan Suriname om zitting te nemen in een overwegend koninkrijksgericht comité vragen op over staatsrechtelijke en morele verhoudingen. Suriname is sinds 1975 een onafhankelijke republiek, en past institutioneel noch juridisch binnen een Nederlands bestuurskader dat primair is opgezet voor de rijksdelen.
Historisch standpunt Suriname: Erkenning én herstel
Suriname heeft zich sinds 2001 internationaal duidelijk uitgesproken over zijn positie ten aanzien van het slavernijverleden. Tijdens de VN-conferentie tegen racisme in Durban verklaarde Suriname slavernij als misdaad tegen de menselijkheid te beschouwen, en pleitte het voor herstelmaatregelen, inclusief financiële compensatie en educatieve programma’s. Deze lijn werd in 2014 herbevestigd met de ondertekening van het CARICOM Tienpuntenprogramma voor Reparaties.
Zunder stelt dat deelname aan het Nederlandse comité – dat herstelbetalingen nadrukkelijk uitsluit – afbreuk kan doen aan de geloofwaardigheid van het Surinaamse en Caribische herstelproces. “Een deelname onder Nederlandse voorwaarden, zonder ruimte voor herstelbewust beleid, is politiek onjuist en moreel onverantwoord,” aldus de NRCS-voorzitter.
Samenwerking op basis van gelijkwaardigheid
Toch sluit de NRCS samenwerking met Nederland niet uit. Tijdens een overleg op 12 november 2024 met Annemarie van Elburg en Nederlandse topambtenaren op de ambassade in Paramaribo, werd de mogelijkheid tot samenwerking op het gebied van educatie, onderzoek en bewustwording besproken. Voorwaarde is wel dat dit plaatsvindt op basis van gelijkwaardigheid, en met respect voor Surinaamse en Caribische standpunten over herstel.
Hoewel het comitévoorzitterschap het belang van Surinaamse participatie heeft benadrukt, is volgens de NRCS de uiteindelijke beslissing daarover aan de Surinaamse regering. De commissie zelf heeft geen mandaat om een vertegenwoordiger aan te wijzen, maar werkt aan een onderbouwd, ongevraagd advies aan de regering.