Bij de parlementsverkiezingen in Portugal is de centrumrechtse Democratische Alliantie (DA)
onder leiding van Luís Montenegro als grootste partij uit de bus gekomen. De partij behaalde
ongeveer 32 procent van de stemmen, maar wist geen absolute meerderheid te behalen, waardoor
politieke onzekerheid in het land aanhoudt.
Hoewel Montenegro in zijn overwinningstoespraak sprak van een “duidelijk mandaat om te
regeren”, wijst de uitslag op een mogelijk moeizaam formatieproces. Het is de derde keer in drie
jaar tijd dat de Portugezen naar de stembus gingen voor nieuwe parlementsverkiezingen, een
teken van de aanhoudende instabiliteit.
De vorige regering viel in maart, minder dan een jaar na haar aantreden. Montenegro zelf kwam
onder vuur te liggen vanwege vermoedens van belangenverstrengeling: hij zou hebben
geprofiteerd van een bedrijf dat op naam van zijn vrouw stond. Zijn voorganger, António Costa
van de Socialistische Partij, trad in 2023 eveneens af na beschuldigingen van corruptie.
De Socialistische Partij leed een zware nederlaag en behaalde tussen de 20 en 25 procent van de
stemmen – het slechtste resultaat in meer dan 35 jaar. Partijleider Pedro Nuno Santos kondigde
laat op de avond zijn vertrek aan, als gevolg van de tegenvallende verkiezingsuitslag.
De radicaalrechtse partij Chega boekte forse winst en wist bijna net zoveel stemmen binnen te
halen als de socialisten. Ondanks hun opmars en controverses rond de partij, heeft Montenegro
zijn standpunt herhaald dat hij geen coalitie zal vormen met Chega.
Portugal staat daarmee opnieuw voor een complexe formatie, waarin het vormen van een stabiele
regering geen eenvoudige opgave zal zijn.