Een man die terechtstond voor de uitvoer van 533 gram cocaïne via een postpakket is door
kantonrechter Maureen Dayala veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan zes
maanden voorwaardelijk. De rechter achtte het strafbare feit wettig en overtuigend bewezen,
ondanks de hardnekkige ontkenning van de verdachte.
Tijdens de rechtszitting verklaarde de man dat zijn identiteitskaart zou zijn gestolen en dat hij het
pakket in kwestie nooit heeft verstuurd. Volgens hem bevatte het politieproces-verbaal “louter
onwaarheden”, wat voor hem reden was om het document niet te ondertekenen. Hij benadrukte
ook dat de handtekening op het verzendformulier van het pakket is vervalst.
Een manager van postbedrijf Pico trad op als getuige en lichtte de gang van zaken rond
verzending toe. Daarbij gaf hij aan dat de afzender niet per se dezelfde persoon hoeft te zijn als
de naam op het pakket, wat de verklaring van de verdachte op het eerste gezicht leek te
ondersteunen.
Toch bleek de zaak minder overtuigend in het voordeel van de verdachte. De officier van justitie
legde tijdens de zitting een verzendopdracht voor waarop een handtekening stond die sterk leek
op een eerder door de verdachte gezette handtekening bij de politie. Bovendien kwam aan het
licht dat de man al vier keer eerder is veroordeeld voor diverse strafbare feiten.
De rechter nam het strafvoorstel van het Openbaar Ministerie over en legde een celstraf van
twaalf maanden op, waarvan zes voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest. Aan de
straf werd tevens een proeftijd van twee jaar en een geldboete van SRD 2.500 gekoppeld. Indien
de boete niet wordt betaald, volgt een vervangende hechtenis van één maand.