Tegen een militair is een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan één maand
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, plus een geldboete van SRD 1.000. De eis volgt
op het aanbieden van een postpakket met 96 gram cocaïne bij een postbedrijf in oktober 2024.
Het pakket, dat ook levensmiddelen bevatte, was bestemd voor een familielid in België. De
verdachte verklaarde eerder tegenover Krijgsraadpresident Cynthia Valstein-Montnor dat hij die
dag door zijn neef was gevraagd om naar de markt te gaan en aardvruchten te kopen voor
verzending naar een familielid in Nederland. Nadat hij zijn neef naar de markt had gebracht,
volgde een bezoek aan het postbedrijf.
Tijdens het verpakken van de levensmiddelen kreeg de verdachte een telefoontje. Toen het
gesprek was beëindigd, bleek de doos bijna verzendklaar. De neef vroeg vervolgens toestemming
om de identiteitskaart van de verdachte te gebruiken, omdat hij de zijne niet bij zich had.
De auditeur-militair merkte tijdens het requisitoir op dat het mogelijk is dat de verdachte niet op
de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne. Tegelijkertijd benadrukte hij dat het “van
algemene bekendheid is dat drugs vaker via postpakketten worden verzonden” en dat de
verdachte argwaan had moeten krijgen toen zijn identiteitskaart werd gebruikt.
De verdediging zal haar pleidooi houden op 18 november. De verdachte is voorlopig in vrijheid
gesteld.
