In een opzienbarende uitspraak heeft het Hof van Justitie (HvJ) het eerdere vonnis tegen ex-vicepresident Ashwin Adhin vernietigd en het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Het HvJ oordeelde dat er geen “redelijke en billijke afweging” was geweest om Adhin te vervolgen en dat het OM willekeur had toegepast. Bovendien had het OM wettelijke procedures genegeerd voor het in staat van beschuldiging stellen van politieke ambtsdragers.
De zaak, die sinds 2020 speelt, draait om de vernietiging van media-apparatuur in opdracht van Adhin, waarvoor hij kort was gearresteerd. In november 2023 werd hij vrijgesproken van valsheid in geschrifte, verduistering en vernieling. Het OM had hoger beroep aangetekend en eiste een gevangenisstraf, maar het HvJ besloot dat de vervolging onverenigbaar was met de beginselen van de goede procesorde.
Het Hof stelde dat er geen duidelijke procedure was voor het afschrijven van goederen en dat het OM selectief had gehandeld door Adhin te vervolgen terwijl anderen die dezelfde procedure volgden, niet werden vervolgd. Dit werd gezien als een schending van het verbod van willekeur en het beginsel van redelijke en billijke afweging.
De uitspraak van het HvJ markeert een belangrijk keerpunt in de rechtszaak tegen Adhin en roept vragen op over de gang van zaken binnen het OM. De beslissing onderstreept het belang van een eerlijke en transparante vervolging, zonder willekeur of selectiviteit.